De voormalige eigenaar van het failliete reisimperium Oad, de familie Ter Haar, zet zijn juridische strijd om een schadevergoeding van Rabobank voort. De familie gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechter van november vorig jaar. Die veegde een eis van 65 miljoen euro van tafel.

Het uit 1924 stammende familiebedrijf Oad ging in september 2013 failliet. Het concern kampte met teruglopende inkomsten en schreef dit toe aan de slechte economische omstandigheden. Toen de afdeling Bijzonder Beheer van huisbank Rabobank uiteindelijk de kredietovereenkomst opzegde, viel de onderneming om. Volgens de familie Ter Haar was de kredietopzegging onnodig.

Rabobank eiste vlak voor het faillissement dat bestaande of nieuwe aandeelhouders 6,75 miljoen euro zouden inleggen. De enige aandeelhouder, de familie Ter Haar, wilde en kon niet meer inleggen dan 2,5 miljoen en verder bleek niemand bereid vóór de deadline geld te storten, zo bleek in april 2014 uit een reconstructie die Het Financieele Dagblad maakte.

Oad stond sinds de zomer van 2012 onder Bijzonder Beheer bij Rabobank, de hoofdfinancier van het bedrijf.

Schade faillissement

De totale schade van het faillissement wordt geraamd op 65 miljoen euro. De Stichting Garantiefonds Reisgeld (SGR) was 17 miljoen euro kwijt aan het schadeloosstellen van gedupeerde consumenten, het hoogste bedrag dat de organisatie ooit uitkeerde voor een omgevallen reisorganisatie.

Oad telde ongeveer 1.750 werknemers. Daarvan konden er zo’n 600 door het doorstartten van bepaalde bedrijfsonderdelen aan het werk blijven.

De vroegere aandeelhouders houden vol dat Oad door de onnodige kredietopzegging door de afdeling bijzonder beheer van de bank failliet is gegaan. De rechter wilde de vordering vorig jaar niet inhoudelijk behandelen, omdat de familie het recht niet zou hebben om zo'n claim in te dienen. Maar daar zijn de Ter Haars het niet mee eens.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl